24

¡☆j

De cirkel staat achter de ster.

The circle stands behind the star.

25

p

r

Het vierkant staat onder de driehoek.

The square stands below the triangle.

26

p

r

De driehoek staat boven het vierkant.

The triangle stands above the square.

27

r

p

De driehoek staat onder het vierkant.

The triangle stands below the square.

28

r

p

Het vierkant staat boven de driehoek.

The square stands above the triangle.

29

¡

p

De cirkel staat onder het vierkant.

The circle stands below the square.

30

¡

p

Het vierkant staat boven de cirkel.

The square stands above the circle.

31

p

¡

Het vierkant staat onder de cirkel.

The square stands below the circle.

32

p

¡

De cirkel staat boven het vierkant.

The circle stands above the square.

33

¡

r

De cirkel staat onder de driehoek.

The circle stands below the triangle.

34

¡

r

De driehoek staat boven de cirkel.

The triangle stands above the circle.

35

r

¡

De driehoek staat onder de cirkel.

The triangle stands below the circle.

36

r

¡

De cirkel staat boven de driehoek.

The circle stands above the triangle.

37

p

De ster staat onder het vierkant.

The star stands below the square.

38

p

Het vierkant staat boven de ster.

The square stands above the star.

39

p

Het vierkant staat onder de ster.

The square stands below the star.

40

p

De ster staat boven het vierkant.

The star stands above the square.

41

r

De ster staat onder de driehoek.

The star stands below the triangle.

42

r

De driehoek staat boven de ster.

The triangle stands above the star.

43

r

De driehoek staat onder de ster.

The triangle stands below the star.

44

r

De ster staat boven de driehoek.

The star stands above the triangle.

45

¡

De ster staat onder de cirkel.

The star stands below the circle.

46

¡

De cirkel staat boven de ster.

The circle stands above the star.

47

¡

De cirkel staat onder de ster.

The circle stands below the star.

48

¡

De ster staat boven de cirkel.

The star stands above the circle.