Items

Nooit

Zelden

Soms

Vaak

Zeer vaak

1

Ik vind het moeilijk om voor oudere patiënten te zorgen

2

Ik vind dat oudere patiënten meer tijd in beslag nemen dan jongere patiënten

3

Ik vind het nodig oudere patiënten nauwkeuriger te observeren dan jongere patiënten

4

Ik zou eerder eenvoudige taal gebruiken bij een oudere patiënt dan bij een jongere patiënt

5

Ik heb de neiging langzamer te praten wanneer ik met een oudere patiënt spreek

6

Ik heb de neiging harder te praten wanneer ik met een oudere patiënt spreek

7

Ik ben geneigd socialer te praten met een oudere patiënt

8

Ik ben geneigd socialer te praten met een jongere patiënt

9

Ik zou eerder troetelwoorden (bv. liefje, schatje) gebruiken bij oudere vrouwelijke patiënten dan bij jongere vrouwelijke patiënten

10

Ik zou eerder troetelwoorden (bv. opa, schat) gebruiken bij oudere mannelijke patiënten dan bij jongere mannelijke patiënten

11

Ik neem extra de tijd wanneer ik een oudere patiënt opneem

12

Ik vind het moeilijker een uitgebreide gezondheidsanamnese te verkrijgen bij een oudere patiënt dan bij een jongere patiënt

13

De informatie die ik gekregen heb bij de opname gebruik ik om de zorg voor de oudere patiënt te plannen

14

Ik gebruik een gezondheidsanamnese speciaal ontworpen voor oudere patiënten

15

Ik vind het nodig om verwarde oudere patiënten nauwkeurig in de gaten te houden

16

Ik zou eerder enige vorm van vrijheidsbeperkende maatregelen gebruiken bij een oudere patiënt dan bij een jongere patiënt

17

Ik biedt vaker hulp bij persoonlijke hygiëne aan oudere patiënten dan aan jongere patiënten

18

Ik vraag vaker aan oudere patiënten of zij ondersteuning bij de activiteiten van het dagelijks leven nodig hebben dan aan jongere patiënten

19

Ik heb moeite om de pols van oudere patiënten te voelen

20

Ik vraag jongere patiënten of ze incontinentieproblemen hebben

21

Ik vraag oudere patiënten of ze incontinentieproblemen hebben

22

Ik betrek de familie/ mantelzorger bij de zorg van een jongere patiënt

23

Ik betrek de familie/ mantelzorger bij de zorg van een oudere patiënt

24

Aan oudere patiënten geeft ik meer dan eens uitleg over hun medicatie om er zeker van te zijn dat ze het begrijpen

25

Ik zou aan een oudere patient minder snel zelfmedicatie (bv. pijn-pomp, insulinepomp, inhaler) in het ziekenhuis aanmoedigen dan aan een jongere patiënt

26

Ik vraag vaker aan oudere patiënten of ze pijn hebben dan aan jongere patiënten

27

Ik vraag vaker aan oudere patiënten of ze pijnstilling nodig hebben dan aan jongere patiënten

28

Ik controleer vaker bij oudere patiënten of ze de werking van de pijn-pomp (PCA) begrijpen dan bij jongere patiënten

29

Ik zou eerder aan een oudere patiënt vragen of ze iets willen hebben om te slapen dan aan een jongere patiënt

30

Ik zou eerder aan een oudere patiënt vragen of deze contact wil met een geestelijk verzorger dan aan een jongere patiënt

31

Ik betrek jongere patiënten bij besluitvorming met betrekking tot hun gezondheid

32

Ik betrek oudere patiënten bij besluitvorming met betrekking tot hun gezondheid

33

Ik moedig oudere patiënten aan hun onafhankelijkheid te behouden terwijl ze in het ziekenhuis zijn

34

Bij de opname van een oudere patiënt begin ik eerder met de ontslagplanning dan bij de opname van een jongere patiënt

35

Ik neem meer tijd om het ontslag bij een oudere patiënt voor te bereiden dan bij een jongere patiënt

36

Ik vind het gemakkelijker met de dood van een oudere patiënt om te gaan dan met de dood van een jongere patiënt